Jacob Ravesteyn |
![]() |
Op 14 juni 1844 wordt in het Utrechtse dorp Harmelen Jacob Ravestein geboren, als zoon van de 19-jarige ongehuwde Annigje Ravestein . Al op jonge leeftijd verlaat Jacob Nederland, om er nog slechts als bezoeker zo nu en dan terug te keren. In veel gevallen belanden navorsers van familiegeschiedenis bij het onderzoek naar landverhuizers en avonturiers op een dood spoor. Voor het onderzoek naar Jacob Ravestein geldt het tegenovergestelde: er is geen 19e eeuws lid van de familie Ravestein waarover zoveel bekend is. Op 25 november 1924 verschijnt in het Utrechtsch Nieuwsblad een advertentie die geplaatst is door het Londense advocatenkantoor Church Rackham & Co. Een beloning van liefst 50 Pond wordt uitgeloofd voor ‘getuigen of inlichtingen omtrent het huwelijk van een Engelsche dame genaamd ROSINA (of Rosa) ELISABETH SWAN’. Reden om te adverteren in een Utrechtse krant is dat ‘een der getuigen vermoedelijk is een man genaamd RAVESTEYN’. Onmiddellijk heeft de familie Ravestein in Groenekan door dat in de advertentie neef Jacob Ravestein (die zelf altijd Raveste y n schreef) bedoeld wordt. Nog dezelfde dag laat Dirk Ravestein sr. een van zijn zonen een brief naar Londen schrijven. Gedurende een jaar wordt er gecorrespondeerd tussen Londen en Groenekan. In de brieven wordt vooral informatie uitgewisseld over Jacob Ravestein, niet over het huwelijk van mevrouw Swan. Voor de Londense advocaten is het dan ook een weinig vruchtbare briefwisseling geweest. Vanuit Nederlands perspectief biedt de grotendeels bewaard gebleven correspondentie nu echter een schat aan informatie. ‘Na eenige ambachten gehad te hebben, kwam hij [Jacob Ravestein] als kelner in een hotel aan de boompjes te Rotterdam. Daar ontmoette hij een zekere Engelschman, welke zeer rijk was, in dienst van deze is hij toen medegegaan en na verschillende landen bezocht te hebben is hij door deze heer in een hotel gezet te Torquay’. Dirk Ravestein geeft zo in de tweede brief een beknopte samenvatting van de levensloop van neef Jacob. Graaf St. Maur Hoewel uit de correspondentie met de Londense advocaten niet blijkt wie op zoek is naar bewijzen voor een huwelijk tussen Graaf St. Maur en Rosina Swan, kan uit andere bronnen worden afgeleid dat het zoon Harold is. Zijn belang is duidelijk: het bewijs van een wettig huwelijk tussen zijn ouders maakt hem tot erfgenaam van zijn grootvader, de Hertog van Somerset. Sir John Colville schrijft in zijn boek dat Harold 'vergeefse pogingen deed zichzelf en anderen ervan te overtuigen dat Ferdy en Rosina in het geheim ergens in Devonshire getrouwd waren' (2). Een van de geruchten is dat het huwelijk voltrokken zou zijn Easton-in-Gardano, bij Bristol. In het standaardwerk over de Britse adel The Complete Peerage (3) is te lezen dat Major Richard Harold St. Maur in februari 1925 een petitie richt aan het Britse Hogerhuis waarin hij verzoekt zijn aanspraak op de titel te erkennen. In The Times van 26 maart 1925 (4) is te lezen dat het bewijs voor het huwelijk echter nog altijd niet is gevonden. In een rechtszaak waarin twee andere verre familieleden de titel opeisen, meldt een advocaat namens Harold dat hij 'goede hoop heeft uiteindelijk te kunnen bewijzen dat zijn vader en moeder voor de wet gehuwd waren voor zijn geboorte.' De advocaat in kwestie is afkomstig van Church, Rackham and Co., het kantoor dat een half jaar eerder de advertentie in het Utrechtsch Nieuwsblad plaatste. Het bewijs is overigens nooit gevonden; tot op de dag van vandaag vererft de titel Hertog van Somerset langs een andere lijn in de familie. Harold overleed in 1927. Jacob Ravestein ontmoet Graaf St. Maur waarschijnlijk in 1866 in Rotterdam, als de jonge graaf met zijn geliefde op weg is naar Duitsland. Jacob heeft zich daar op 23 januari van dat jaar gevestigd, afkomstig uit Utrecht. In Utrecht woonde hij sinds 25 juli 1863, daarvoor in Woerden. De ontmoeting tussen de 31-jarige Graaf St. Maur en de 22-jarige Jacob vindt plaats in een hotel aan de Rotterdamse Boompjes, waar Jacob als kelner werkt; vermoedelijk betreft het hier het vermaarde New Bath Hotel (5). Het moet ook daar zijn dat St. Maur besluit hem in dienst te nemen. De reis door ‘verschillende landen’ die neef Dirk beschrijft voert naar Tanger. Hoe deze reis verliep is moeilijk te reconstrueren. Volgens Colville reisden ze eerst naar Duitsland en vervolgens per trein door Europa, om via Spanje en Gibraltar uiteindelijk in Tanger te belanden. De nagelaten brieven van St. Maur wijzen uit dat hij op zaterdag 3 november 1866 in San Sebastian aankwam, nadat hij de donderdag ervoor uit Londen vertrokken was en de boot had genomen. Voor die datum zijn uit 1866 echter geen brieven bewaard gebleven. Van San Sebastian gaat de reis verder naar Burgos, Madrid, Cordoba, Cadiz, Gibraltar en ten slotte naar Tanger. Het paar vestigt zich daar en laat in het voorjaar van 1867 een huis bouwen. Over het personeel komen we uit de brieven verder weinig te weten. Wel is duidelijk dat als Jacob inderdaad ook in Tanger voor de graaf werkte, hij verschillende collega's had. Op 1 maart 1867 schrijft Ferdy St. Maur 'Mijn kok is ziek geworden en is nog afwezig en mijn beide andere bedienden zijn stalknechten, hoewel het koken iets beter is geworden.' Op 5 juli 1867 schrijft hij dat er 'twee Duitsers voor hem werken'. Ook neemt hij een Moorse jongen in dienst, later bekend als Mohamed U'led Slimane. Na zijn naturalisatie tot Brits burger en na Rooms-Katholiek te zijn gedoopt en getrouwd stond hij bekend als William Weld Silmon. Als Graaf St. Maur en Rosina Swan met hun baby Ruth in februari 1868 naar Engeland terugkeren met het P&O stoomschip Aurora, gaat de jongen met ze mee. In Engeland kan Mohamed rekenen op steun van de familie Seymour. Na de dood van St. Maur bezorgden ze hem werk via familie en vrienden. Ook ontving hij levenslang een toelage. Ten behoeve van zijn naturalisatie schrijft de Hertogin van Somerset in 1877 een aanbevelingsbrief, waarin ze zegt hem te kennen sinds hij 'een jongen was in dienst van haar zoon Graaf St. Maur' (6). Leonora, de ernstig kreupele dochter van Mohamed's echtgenote Sarah Monaghan Serrano, uit haar vorige huwelijk met de Italiaanse kapitein Carlo Antonio Pasola, woont zelfs enige tijd bij de familie Seymour op Bulstrode en krijgt medische verzorging. Vermoedelijk reist ook Jacob met het gezelschap mee naar Engeland. Wellicht kon ook hij rekenen op de goede zorgen en financiële steun van de familie. Het is zeer waarschijnlijk dat Mohamed en Jacob elkaar gekend hebben. Enige tijd later vestigt Jacob zich in Torquay, een badplaats in Zuid-West-Engeland. Dirk Ravestein schrijft dat Jacob ‘door deze heer [Graaf St. Maur] in een hotel [is] gezet te Torquay’. Omdat St. Maur al in 1869 overlijdt, zou dat betekenen dat Jacob vrijwel direct na aankomst in 1868 in het hotel is gaan werken. Gegevens uit verschillende officiële documenten wijzen echter in een andere richting. Jacob in
Engeland Op 10 augustus 1876 trouwt Jacob in de Congregational Church in Dawlish in het district Newton Abbott met de 26-jarige Jane Risdon. Voor beiden staat in de huwelijksakte als adres Villa Ditton in Torquay vermeld, waar zij kennelijk dus voor hun huwelijk al woonden. Als zijn beroep staat butler vermeld, naar aangenomen mag worden in de betreffende villa, gelegen aan Lower Warberry Road. Mogelijk was hij in dienst van H.P. Ree, die in ieder geval eind 1876 in Villa Ditton woonde. Van Jane staat in de trouwakte geen beroep vermeld, maar vermoedelijk werkte ook zij er in de huishouding. In ieder geval woont ze ver van haar ouderlijk huis, ruim 60 kilometer naar het noordwesten in de buurt van Black Torrington. Vader Joseph Risdon staat in de volkstelling van 1851 vermeld als boer met 150 acres land en drie man personeel. Opmerkelijk in de trouwakte is verder dat als Jacob's overleden vader William Ravesteyn vermeld staat, die bovendien van beroep klompenmaker (clogmaker) zou zijn geweest. Jacob's stiefvader, Marinus Cornelis Lam, was van beroep klompenmaker, maar overleed pas in 1882 en was ten tijde van het huwelijk dus nog in leven. Probeerde Jacob hiermee zijn buitenechtelijke geboorte te verdoezelen? Kende hij de naam van zijn natuurlijke vader en is de voornaam William een verwijzing naar diens identiteit? We mogen aannemen dat Jacob en Jane elkaar als collega's in Villa Ditton hebben leren kennen. De aanleiding voor het huwelijk is duidelijk: binnen vier maanden wordt hun zoon William Andrew geboren, kennelijk vernoemd naar zijn officieel onbekende grootvader van vaderskant. William wordt geboren in Halwill, in de streek waar Jane geboren werd. Omdat dit ook als woonplaats van de moeder in de akte is vermeld, kan het goed zijn dat het paar tijdelijk bij haar ouders verbleef. Tussen het huwelijk in 1876 en 1880 woonde het gezin op 78, Union Street, waar Jacob verschillende activiteiten combineerde. In ieder geval kon men er overnachten en eten. Jacob staat vermeld als Lodging House Keeper of, zoals in de geboorteakte van de tweede zoon Herman Jacob, als Commercial Boarding House Keeper. Volgens een adresboek uit 1878 (8) zijn er op het adres ook eetzalen en een restaurant en is er tabak te koop. In de zomer van 1880 neemt Jacob het Union Hotel over, iets verderop in Union Street, op nummer 70-71. Tot dan toe staat het bekend als Mogridge's Union Hotel of Mogridge's Union Commercial Hotel. In juli 1880 wordt Jacob in de geboorteakte van dochter Emily opgenomen als ‘Licensed Victualler’ (leverancier van levensmiddelen). Als adres staat dan vermeld ‘Commercial Hotel Torquay’. Omdat de geboorte ongeveer samenvalt met de overname van het hotel is onduidelijk of hiermee het oude of het nieuwe adres wordt bedoeld. Union Hotel
Torquay Het gezin
Ravesteyn In de brieven van Dirk Ravestein is te lezen dat één van beide zonen omkomt in de Zuid-Afrikaanse Boerenoorlog en dat ook de andere zoon jong zou zijn overleden. Op de begraafplaats in Torquay is op de grafsteen van zijn moeder te lezen dat Herman Jacob op 9 augustus 1906 in Cradock, Zuid-Afrika overleed, enkele jaren na het einde van de Boerenoorlog. Zijn graf bevindt zich op de Municipal Cemetery aan de Deary Road in Cradock, Zuid-Afrika. Herman Jacob woonde in 1901 wellicht nog in London. De volkstelling meldt een 24 jaar oude Harry Ravesteyn, geboren in Ashburton Devon, niet ver van Torquay, wonend in St. James, Westminster. Herman was in 1901 weliswaar pas 22, maar volkstellingsgegevens zijn niet altijd correct. Jacob Ravesteyn overleed in Bournemouth, op 28 maart 1910. Hij woonde toen nog altijd aan St. Michaels Road, maar staat ook Beechwood in de akte vermeld, zodat onduidelijk is of hij nog in pension Tralee woonde. Jacob werd begraven op Wimborne Road Cemetery in Bournemouth. Anders dan de brieven beweren, overleeft de oudste zoon William Andrew (ook wel Bill) zijn vader. Volgens de volkstellingsgegevens van 1901 woonde hij bij zijn oom Joseph Risdon in Exeter. Net als zijn broer diende hij rond die tijd enkele jaren in Zuid-Afrika, maar keerde levend en voorzien van medailles terug. Twee jaar na de dood van zijn broer emigreerde hij in 1908 naar Canada, waar hij nog ruim tien jaar paramedische functies vervulde in het Canadese leger, o.a. als 'medisch sergeant' en instructeur eerste hulp. Op het aanmeldingsfomulier dat hij in 1918 voor de Canadian Overseas Expeditionary Force invulde verklaarde hij geen familie meer te hebben (18), hoewel zijn stiefmoeder toen nog leefde. Hij trouwde enkele jaren na de oorlog, in 1922 en kreeg tenminste één dochter. Na zijn militaire carrière werkte Bill voor Jeffrey Drug Store in Calagary en voor de Alberta National Drug Company. Daarnaast deed hij meer dan vijftig jaar vrijwilligerswerk voor St. John Ambulance. Hij overleed in 1953, zijn echtgenote in 1956 (19). De hand
van de St. Maurs? Maar er is nog een heel andere verklaring
mogelijk, die verband houdt met
Jacob's eerste huwelijk met Jane Risdon. In de volkstelling van Torquay
van
1891 zijn twee hotelhouders met de naam Risdon te vinden. Joseph Risdon
is
'Inn Keeper' van het Exeter Hotel aan Union Street, de straat waar ook
het
Union and Commercial Hotel is gevestigd. Hij is een broer van Jacob's
eerste
vrouw en woonde ook enige tijd bij zijn zuster in het Union Hotel, waar
hij
wellicht het vak leerde. Een jongere zus, Ann Risdon, is in 1891 'Hotel
Keeper'
van de Hesketh Arms aan Meadfoot Lane. Daar woont bovendien haar zuster
Charlotte Risdon. Wellicht heeft dus niet de familie St. Maur, maar
de familie Risdon Jacob op weg geholpen. Waarschijnlijk heeft Jacob Ravestein zelf nooit heeft geweten dat hij in de belangrijke erfeniskwestie een rol had kunnen spelen. Ten tijde van de briefwisseling was hij immers al ruim tien jaar dood. Zijn tweede vrouw is in 1924 nog wel in leven. Het Londense advocatenkantoor staat dan ook met haar in contact. Maar ook zij weet het onderzoek niet verder te brengen. In één van de brieven aan Dirk Ravestein schrijven de advocaten: ‘Mr. Ravestein [...] repeatedly stated to his second wife (who is still living) that he was present at the marriage. Mrs. Ravestein cannot remember where it took place.’ En dat is maar goed ook; had zij wel bruikbare informatie kunnen verschaffen, dan was de advertentie in het Utrechtsch Nieuwsblad nooit verschenen. E.M. Habben Jansen Noten 1. John Colville, Strange Inheritance , Salisbury (Michael Russell) 1983. Meer informatie over het leven van Ferdy is te vinden in zijn gepubliceerde brieven: Letters of Lord St. Maur and Lord Edward St. Maur 1846 to 1869, London (Printed for private circulation) 1888. Ook het overlijden van Ferdy is uitvoerig beschreven: Charles J.B. Williams, M.D. F.R.S, Authentic Narrative of the case of the late Earl St. Maur , London (Longmans, Green, and Co) 1870.2. John Colville, Strange Inheritance, p. 88. 3. Geoffrey H. White (ed.), The Complete Peerage or a history of the house of Lords and all its members from the earliest times , Vol. XII, part I - Skelmersdale to Towton, London (The St. Catherine Press) 1953, p. 87 . 4. 'House of Lords. Committee for privileges. The Dukedom of Somerset', in: The Times, 26 maart 1925 . 5. In het boek Dwalen over de Boompjes en omgeving van Herman Romer (Rotterdam 2001) wordt melding gemaakt van meerdere hotels die in de 19e eeuw aan de Boompjes gevestigd waren. Het New Bath Hotel en het Grand Hôtel des Pays-Bas waren daarvan volgens de schrijver duidelijk de meest gerenommeerde. 'Daar logeerden regelmatig hoogwaardigheidsbekleders, onder wie vorstelijke personen', aldus Romer. Pays-Bas sloot zijn deuren definitief in 1858. Het hotel waar Graaf St. Maur verbleef en waar Jacob werkte was daarom vermoedelijk het New Bath Hotel. Het officiële Rotterdamse adresboek uit die tijd (Naamlijst volgens de wijken der stad Rotterdam 1866-67 ) lijkt dit vermoeden te bevestigen: daarin is maar één hotel aan de Boompjes vermeld, het New Bath Hotel op adres Boompjes 57. 6. Naturalisatiepapieren: Public Record Office, HO45/9443/67001. John Colville schrijft over de jongen 'He also brought to England a Moorish boy, whom he continued to employ as a servant in England'. Deze en andere gegevens zijn beschikbaar gesteld door J.A.A. Silmon-Monerri, een kleinzoon van Mohamed. Hij schreef een in 2010 uitgegeven boek over St. Maur: 'The Secret Life of the Earl St. Maur'. 7. In de volkstellingsgegevens van 1901 is Jacob te vinden als Jacob Raresteyn. De gegevens zijn te vinden op internet . 8. William White, History, gazetteer and directory of the county of Devon, Sheffield/London 1878-9, p. 814. 9. Mike Holgate, Images of England: Torquay, pocket edition 2005, p. 14. 10. Arthur Charles Ellis, An historical survey of Torquay, from the earliest times, as illustrated by finds in Kent's Cavern, down to the present time, Torquay z.jr (ca. 1930), p. 316-317. De voornaam van Mogridge (John) is te vinden in de voornoemde publicatie van White. 11. Ibidem en William Winget, 'Reminiscences of an octogenarian. Early scenes, happenings, and amusements. A boyish recollection of Tor Abbey', in: Torquay Directory and South Devon Journal, 14 feb 1923. Zie ook: John R. Pike, Torbay's heritage: Torquay, Torquay 1994, p. 44. 12. Arthur Charles Ellis, An historical survey of Torquay, p. 317. 13. Ibidem. 14. Torquay Directory, 1897. 15. Torquay Times, 5 jul 1946. 16. Torquay Times, 20 aug 1954. 17. In de overlijdensakte staat als adres vermeld '4, The Birklands'. Volgens het register van de begraafplaats is Emily overleden in 'Marlborough House'. Volgens een register met huisnamen bijgehouden door het Local Studies Centre in Torquay is het huis 2, The Birklands later 523 Babbacombe Road geworden. In The Torquay Directory, bijvoorbeeld van 29 dec 1897, staat Marlborough House vermeld onder het adres 4, The Birklands, gelegen aan Babbacombe Road. Uit deze combinatie van gegevens kan worden afgeleid dat het huidige adres 519 Babbacombe Road is. Het is het rechter huis van een blok van vier woningen, kennelijk ooit bekend onder de naam The Birklands. 18. Dit aanmeldingsformulier kan online geraadpleegd worden via de Library and Archives Canada. 19. Een korte biografische schets van William Andrew Ravesteyn is te vinden in: Lavonne Browarny, A friend in need. St. John Ambulance in Calgary, Calgary 1975, p. 57-59. 20. Brian Masters, The Dukes. The Origins, Ennoblement and History of Twenty-six Families, London (Pimlico) 2001 (herziene druk, 1e uitgave 1975). |
|
_____________________________
Reacties
[Naar genealogie Ravestein ] [Terug naar homepage ] [Index Jacob Ravesteyn ]