Collega's
raadsleden, zoals u misschien in de krant hebt
gelezen verlaat ik deze raad om gezondheidsredenen.
Maar die gezondheidsredenen van mij hebben iets te
maken met de gezondheid van de politiek. En als ik
dat zeg doel ik niet zozeer op verouderde
bestuursstructuren, op wethouders, ambtenaren en
raadsleden die overbelast zijn of op gebrek aan geld
en mensen om plannen op tijd klaar te hebben. Want
dat zijn frustratiebronnen die reëel zijn, zeer
reëel zelfs, maar ze zijn al als zodanig onderkend,
en er wordt naar verbetering gestreefd. Ik wil een
andere, mijns inziens meer fundamentele zaak aan de
orde stellen, namelijk de psychohygiëne in de
politiek.
Zoals
u inmiddels wel duidelijk zal zijn geworden ben ik
als feministe
in de politiek gegaan. Dat leek mij de enige zinnige
reden om mij in een vertegenwoordigend lichaam te
begeven. Want dat wij vrouwen het konden was
ondertussen wel bewezen: we hebben Rosa gehad, en
Barbara en Marga, - en Golda en Indira zijn nog
steeds in functie. [1] Onze
hersens waren in orde, dat was duidelijk. Maar wat
nog niet in orde was was onze positie in de
samenleving. Wij waren en zijn, in Nederland en in de
wereld, een minderheidsgroep. En dat betekent dat we
gevangen zitten in een situatie van onderhorigheid,
van vicieuze cirkels, die alleen met krachtige
middelen kan worden doorbroken. En als ik de politiek
inging dan had ik, maar mijn mening, de plicht daar
te werken aan de gelijke kansen voor mijn
seksegenoten. Maar dat bleek onmogelijk, want ik was
de politiek ingestapt op de condities van de
politiek, dat wil zeggen van de algemene zaken die
moeten worden behartigd. Mijn feminisme werd dus
teruggedrongen naar de vrijetijdssfeer, en zoals u
weet beschikt een raadslid niet over vrije tijd.
Desondanks kreeg ik voortdurrend mijn zusters aan de
lijn, met al hun klachten over een maatschappij die
niet op ons is afgestemd. Maar ik kon niets voor ze
doen; het was onmogelijk voor mij samen met mijn
achterland een beleid uit te denken en daar vorm aan
te geven. Ik was ingekapseld door het systeem.
Anders gezegd: de politieke
organisatie zoals wij die op 't ogenblik kennen
binnen de vertegenwoordigende lichamen is niet
berekend op feministische aktiviteiten. Die passen
daar niet in, er is geen plaats voor, er ligt altijd
ander werk te wachten. En dat
geldt niet alleen voor feministische aktiviteiten,
het geldt ook voor de aktiviteiten van, met en voor
andere groepen die niet kunnen ademen in deze
maatschappij. En dat heeft tot gevolg dat bij die
groepen de mening postvat dat ze bij de bestaande
partijen niet terecht kunnen. En wat gebeurt er dan?
Dan gaan die groepen hun eigen partijen oprichten en
ze veroveren hun eigen zetels. Dan hebben we gezien
met de boeren, met de jongeren en met de bejaarden,
we zien het nu met de kleine middenstand. Alleen, die
groepen redden het nooit, want zwakke groepen zijn
verdeelde groepen, dus na vier jaar is het meestal
mis. De gevestigde partijen hebben dan de neiging
opgelucht te constateren dat de democratie gelukkig
weer gered is, maar zij hebben ongelijk. De enige
conclusie die te trekken valt is dat de stem van
beneden voor de zoveelste maal is gesmoord.
Nu
zijn er politieke partijen die hebben ingezien dat
politiek niet alleen een kwestie is van goede wetten
maken en problemen met kennis van zaken te lijf gaan,
maar ook van contact met de mensen erachter. Dus zijn
zij voorstander van de een of andere vorm van
districtenstelsel. En sommige van die partijen,
waaronder de mijne, hebben dat systeem binnen hun
partij al ingevoerd. Maar daarbij hebben zij een fout
gemaakt, namelijk dat zij het achterland alleen
uitsluitend zien in geografische zin. En dat is naar
mijn mening een te beperkte visie. Want mensen zijn
niet alleen de bewoners van een bepaalde regio, zij
kunnen ook lid zijn van een groep die in de
verdrukking zit. En het is mijns inziens broodnodig
dat de politieke partijen kanalen creëren via welke
een natuurlijke contact met deze groepen kan
ontstaan. En de beste methode daartoe lijkt me dat ze
de vechters uit die groepen in hun fractie opnemen en
die vechters materieel de ruimte geven om samen met
de groep een beleid voor te bereiden dat dan door de
fractie kan worden uitgevoerd. Als ik dat formuleer
voor mijn eigen groep, dan komt er dit: er moeten
feministen op de lijst, vrouwen die zelf hebben
ontdekt hoe verkeerd wij zitten en die vastbesloten
zijn daaraan iets te doen. Maar zo'n taak kun je niet
één persoon in de schoenen schuiven; er moeten er
meer komen want het gaat om de helft van de
bevolking. En als die taak nu eens doeltreffend wordt
aangepakt is er kans dat wij over honderd jaar
"gewoon" kunnen meedoen in de politiek.
Wat ik zojuist gezegd heb geldt mijns inziens voor
alle groepen die in de verdrukking zitten; het geldt
in het bijzonder voor ons. Want er is een verschil
tussen de andere onderliggende groepen en ons,
namelijk dat wij zelfs nog nooit het stadium bereikt
hebben waarin wij ons met succes in de
verkiezingsstrijd hebben geworpen. Het enige wat dat
betekent is dat wij mentaal nog verder achter zijn
dan de andere underdogs en dat niemand zich voor ons
hoeft te interesseren.
En dat terwijl wij bijna
stikken van de machteloze woede, - dat heb ik in het
afgelopen jaar als raadslid-met-een-telefoon wel
gemerkt. Niet allemaal natuurlijk, want het is
psychologisch niet eenvoudig jezelf toe te geven dat
je in het verdomhoekje zit.
Er is kans dat je dan werkelijk stikt in je woede. En
bovendien, wij hebben een opvoeding achter de rug. En
in die opvoeding was er een moeder die tegen ons zei:
kind, wees jij nou de wijste. En wie altijd te horen
heeft gekregen dat zij de wijste moet wezen verliest
psychisch de mogelijkheid op te komen voor eigen
belangen. Zij heeft alleen het recht te protesteren
als anderen het slecht hebben of als anderen onrecht
wordt aangedaan. Dat is ons zogeheten goede hart, dat
is de reden waarom wij zo goed functioneren in de
verzorgende beroepen. En als ik datgene wat ik
zojuist gezegd heb vertaal in politieke termen, dan
moet ik het zo formuleren: Macchiavelli en zijn
opvolgers zijn kortzichtig als zij stellen dat je het
volk er alleen maar onder kan houden met het geweld
van de leeuw of de listen van een vos. Er is een veel
doeltreffender methode. Wanneer machthebbers het
werkelijk rustig willen hebben dan moeten ze nagaan
hoe wij
worden gesocialiseerd en geconditioneerd. Dat levert
een voorbeeldige bevolking op.
Hoewel
ik in deze raad gezeten heb voor een nette partij ben
ik toch een buitenstaander geweest. Ik zat er
namelijk als vrouw. En de politiek is, evenals vele
andere sectoren van onze maatschappij,
mannenterritorium. Dat had voor mij, en dat heeft
voor vele van mijn seksegenoten, nadelen. Het had ook
één voordeel, namelijk dat het voor mij allemaal
niet vanzelf sprak, dat ik met verbaasde ogen zat te
kijken en het een en ander heb ontdekt.
Wat heb ik het afgelopen jaar ontdekt? Dat wij in de
politiek grotendeels nog leven in het tijdperk van de
apen. Ik verklaar mij nader. In dat ene jaar heb ik
meer seksuele krachttermen gehoord en schuine moppen
dan in de hele rest van mijn leven bij elkaar. Ik heb
een lijst aangelegd waar ik niet uit zal citeren want
dan moet er in de notulen worden geschrapt. En ik
houd niet zo van geschiedvervalsing.
Die schuine moppen en die
krachttermen hebben een functie. Degenen die zich
ervan bedienen doen een poging hun mannelijkheid te
onderstrepen of te bewijzen; ze proberen met behulp
van seksuele symboliek te laren zien dat ze echte
kerels zijn. Ze trachten met andere woorden een
stapje hoger te komen in de
mannelijkheidshiërarchie, en die term is een
synoniem van apenhiërarchie. Alleen, bij de apen is
het seksuele krachtsvertoon een materiële zaak; in
de politiek loopt het via de omweg van de taal. Maar
in beide gevallen gaat het om een krachtmeting met
als inzet de vraag: "Wie kan de grootste pik
opzetten?".
Ik heb nu een taboe-uitdrukking gebruikt; het spijt
me, maar het moet in de notulen, want die uitdrukking
levert helaas op 't ogenblik de sleutel tot een grote
hoeveelheid politiek gedrag. In het verkeer tussen de
mannen hebben die moppen en die krachttermen een
functie: ze hebben tot doel te bewijzen dat mannen
kerels zijn. Ten aanzien van ons hebben zij dat ook. Want
wij hebben geen pik en wij zullen er nooit één
hebben ook. Tegenover ons
hebben zij dezelfde functie als het optreden van de
exhibitionist. Een exhibitionist is namelijk niet
iemand die iets uitstalt, het is iemand die terreur
bedrijft, die een kick krijgt door ons in de hoek te
drukken, door ons angst en schaamte in te boezemen.
Het seksuele krachtsvertoon in de politiek en elders
heeft dezelfde functie, het heeft tot doel ons weg te
duwen, ons te laten voelen dat we ons bevinden op
verboden terrein. Wij kunnen niet helemaal worden
weggejaagd, want we zijn nu eenmaal gekozen, maar ons
wordt wel te verstaan gegeven dat we genoegen dienen
te nemen met een heel klein plaatsje.
Niet alle mannen in de politiek hebben het nodig hun
mannelijkheid te bewijzen met behulp van seksuele
taal, meestal is de gewone taal voldoende. Anders
gezegd: meestal neemt het spel van "Wie kan de
grootste pik opzetten" de vorm aan van "Wie
kan de grootste bek opzetten". Maar in beide
gevallen is de bedoeling dezelfde, namelijk de pik te
verlengen met behulp van woorden, een grotere plaats
te bezetten in het kleine territorium. Waar het in
deze territoriumstrijd om gaat is dat de ander
terrein verliest, in de hoek wordt gedrukt, dat er
punten worden gescoord ten koste van een andere
persoon. En daarbij is het natuurlijk het
gemakkelijkst iemand te kiezen die over slechte of
minder goede wapens beschikt, want een sterker
persoon zou wel eens terug kunnen slaan.
Ik
heb de politiek vergeleken met het leven in een
apengemeenschap. Er is ook een andere vergelijking
mogelijk, namelijk met de vechtende jongetjes op het
schoolplein. Zoals u zich misschien herinnert zitten
die jongetjes in een rangorde, en die rangorde is een
andere dan die van de rapportcijfers. En er is altijd
één jongetje dat helemaal onderaan zit, - en dat
jongetje wordt gepest.
De rol van het jongetje dat eeuwig gepest wordt is
hier het afgelopen jaar toegevallen aan de
bejaardenfractie, en u mag, na wat ik gezegd heb
raden hoe dat komt. De aanwezigheid van de
bejaardenfractie hier heeft gezorgd voor een
stortvloed van vrolijkheid, waar velen via
interrupties hun bijdrage aan hebben geleverd.
Het spel van afgaan en laten
afgaan heeft een naam, het heet "de politieke
arena". In de politieke arena gaat het er niet
om politiek te bedrijven oftewel een beleid uit te
stippelen, het gaat erom de ander ar te katten waar
je maar kan. Het is één van de verdiensten van de
burgemeester van deze stad dat hij daar niet zo goed
in is. Dat bewijst dat hij het stadium van de apen en
van de vechtende jongetjes te boven is gekomen. En
hij is gelukkig niet de enige. Maar het feit blijft
bestaan dat zelfs degenen die niet meedoen aan dit
spel het blijkbaar als vermakelijk of onvermijdelijk
beschouwen. En dat is treurig. Want daarmee wordt
bewezen dat politici niet geloven in hun eigen
leuzen, in hun eigen ideologie. Dat ze wel praten
over gelijke kansen en het beschermen van de
zwakkeren, maar elkaar als individu behandelen als
het recht van de sterkste.
Wat mij betreft, ik ga nu uit
de raad. Ik pas ervoor mij verder aan te passen aan
de condities van de politiek en van het schoolplein.
Maar dat betekent niet dat ik de politiek uitga. Het
enige wat ik doe is dat ik van het middenniveau
terugkeer naar de basis, omdat ik daar in dit stadium
nuttiger werk kan doen.
Maar dat ik
eruit ga betekent niet dat wij
niet terugkomen. Alleen, het zal wel even duren voor
dat gebeurt. Want het feminisme verkeert nu in
hetzelfde stadium als de arbeidersbeweging honderd
jaar geleden: alles moet nog van de grond af worden
opgebouwd. Wij moeten nog een theorie maken, een
analyse van de maatschappij, wij moeten structuren
uitdenken waarin wij kunnen leven, wij moeten een
beweging vormen en een tactiek uitdenken. Wij moeten
zelfs ons eigen zelfbewustzijn nog veroveren. En dat
is des te moeilijker omdat wij
niet een minderheidsgroep zijn, maar de
minderheidsgroep, sinds alle eeuwigheid. Dat is geen
stelling van mij, maar van de ethnologen, de
dierpsychologen, de apenduiders zoals ik ze pleeg te
noemen. Wat is hun stelling? Dat de sociale
hiërarchie is afgeleid van de seksuele, dat de
onderdrukking van het wijfje model heeft gestaan voor
de onderdrukking van alle soorten minderen. En dat
betekent dat als wij
in opstand komen, dat er dan werkelijk gewrikt wordt
aan de fundamenten van de hiërarchie omdat wij geen
enkele reden hebben te streven naar de vervanging van
de ene elite door de anderen.
Zoals
gezegd, het zal wel even duren voor we onszelf en
elkaar wakker hebben geschud. Het zal dus ook wel
even duren voor we terugkomen in de politiek. Maar
wanneer we terugkomen dan gebeurt dat niet meer op de
condities van de politiek maar op de onze.
En één van die condities zal zijn dat de politieke
arena wordt afgeschaft. Want politiek is te
belangrijk voor de arena. Als er punten gescoord
moeten worden dan is de juiste plaats daarvoor het
voetbalveld. En als er dan een
mannelijkheidshiërarchie moet worden opgebouwd dan
moet dat maar gebeuren in de vrijetijdssfeer, in
maancompetities of andere interlandwedstrijden, in de
mandarijnensector van de wetenschap of voor mijn part
in de echte. Maar het mag niet gebeuren op een plaats
waar het om de belangen van de samenleving gaat.
Alweer, die stelling is niet van mij, maar van de
dierpsychologen, ditmaal in vereniging met
psycho-analytici als Anthony Storr, Alexander
Mitscherlich en Georges Mendel. In een tijd van
ABC-wapens en milieuverstikking is de politieke arena
een verouderd model. Hetgeen impliceert dat degenen
die zo dol zijn op het politieke spel zullen moeten
verdwijnen, dat er een type volksvertegenwoordiger
moet komen dat geïnteresseerd is in de knikkers en
het spel aan zijn laars lapt. Dat is trouwens de
enige manier om de politiek in de ogen van de kiezers
te rehabiliteren. Want waarom heeft de televisie zo
desastreus gewerkt op het image van de politiek? Niet
omdat kamerdebatten te technisch zouden zijn, maar
omdat kiezers die altijd gedacht hadden dat ze
belasting betaalden voor een belangrijk doel nu
plotseling merkten dat dat geld beheerd werd door een
stel jongetjes, druk dribbelend om elkaar de bal af
te pakken.
Een tweede conditie die wij zullen stellen is dat wij
in de politiek de ruimte krijgen te werken voor onze
eigen groep, - maar dat had u al begrepen. Een derde
voorwaarde is dat wij alleen terugkomen in een bestel
waarin werkweken van tachtig uur of meer zijn
afgeschaft en als lachwekkend worden gezien. En dat
geldt niet alleen voor onzelf, het geldt ook voor
onze echtgenoten. Wij achten het namelijk uitgesloten
dat iemand die jarenlang geen tijd heeft voor liefde,
voor vriendschap, voor een gezinsleven of voor
emoties een psyschisch gezond persoon kan blijven. En
wij wensen bestuurd te worden door psychisch gezonde
personen.
Oudcollega's raadsleden, ik wens
u sterkte. Want er moet ook het een en ander met
Amsterdam gebeuren. Er zullen in Amsterdam nog heel
wat bouwsels moeten worden gesloopt en opgetrokken,
en dat gaat gepaard met gedruis. In het bijzonder
wens ik de drie dames die hier nog overblijven
sterkte toe. Ik hoop dat ze het nog lang uithouden in
deze arena. En tenslotte wens ik sterkte de
raadsleden die zich ook niet zo prettig voelen in dit
klimaat, zij staan model voor de politici van de
toekomst.