Bedreigde vissoorten in Nederland
Formele status: In 2004 is de zeeprik
van de Rode Lijst verwijderd omdat alleen in Nederland paaiende soorten mochten
staan. De zeeprik is wel beschermd volgens o.a. de appendix II van de
Habitatrichtlijn en appendix III van de Conventie van Bern.
Een uitgebreide beschrijving van de zeeprik
staat ook op de website van LNV (zoeken op soort).
Beekprik Lampetra planeri |
![]() |
Dit is een Tabel 3 soort. Voor ingrepen in de
habitat van deze vissoort is vrijwel altijd een ontheffing vereist. Zie website Ministerie van Landbouw, Natuurbehoud en
Voedselkwaliteit.
Een uitgebreide beschrijving van de beekprik
staat ook op de website van LNV (zoeken op soort).
Elrits Phoxinus phoxinus (Linnaeus, 1758) |
![]() |
Dit is een Tabel 3 soort. Voor ingrepen in de
habitat van deze vissoort is vrijwel altijd een ontheffing vereist. Zie website Ministerie van Landbouw, Natuurbehoud en
Voedselkwaliteit.
Een uitgebreide beschrijving van de elrits
staat ook op de website van LNV (zoeken op soort).
Barbeel Barbus barbus |
![]() |
De barbeel is een vis van de
middenlopen van rivieren, de zogenaamde ‘barbeelzone’.
De barbeel was in de referentieperiode vrij talrijk in het
stroomgebied van de Maas in Midden- en Zuid-Limburg. Toen kwam
deze vis ook nog voor in de Waal, de Rijn en de Gelderse IJssel.
Paaiplaatsen in de Jeker en de Geul gingen voor 1960 verloren.
Tussen 1978 en 1990 ontbreken ook aanwijzingen voor voortplanting
in de Maas. Zeer waarschijnlijk is de barbeel met meer dan een
factor honderd (99%) achteruitgegaan in aantal sinds de
referentieperiode. De meeste vangsten van de barbeel tussen 1980
en 1995 komen uit de Maas, maar er zijn ook incidentele vangsten
in de grote rivieren, het Ketelmeer en het IJsselmeer. In totaal
zijn er 58 uurhokken met waarnemingen.
In de Grensmaas, een aantal Limburgse beken, de Waal, de Gelderse
IJssel, de Lek en zelfs in de Biesbosch zijn tussen 1993 en 1996
jonge barbelen gevonden, wat misschien wijst op voortplanting.
Hopelijk zet deze ontwikkeling door. Uit monitoringsonderzoek van
het RIVO blijkt overigens geen opvallende toeneming van de
vangsten in de laatste tien jaar, eerder het tegendeel.
Knelpunten. Een schone zand- of grindbodem is voor de barbeel nodig om boven te paaien. Het rivierwater moet schoon zijn en afwisseling is noodzakelijk tussen diep en ondiep water. Verder moet er variatie zijn in de stroming en de oevers moeten schuilgelegenheid bieden. Een riviertraject van 10 tot 15 km moet aan deze voorwaarden voldoen. Het grootste knelpunt is de kanalisatie van de Maas. daarnaast mogelijk ook de vermesting, chemische en thermische vervuiling van het water. Lage waterstanden in de zomer in de Grensmaas vormen een blijvend probleem.
Maatregelen. Het herstellen van grindbedden in de Grensmaas. Het opheffen van barrières bij stuwen. Beter toegankelijk maken van beken die uitmonden op de grote rivieren. De aanleg van nevengeulen die als opgroeigebieden kunnen dienen. Zuivering van afvalwater dat op de Maas geloosd wordt.
Sneep Chondrostoma nasus |
![]() |
De sneep is een vis van de middenlopen van rivieren, dus van de ‘barbeelzone’. De sneep was in de referentieperiode vrij talrijk in de Maas maar kwam ook voor in de andere grote rivieren. De sneep is met meer dan een factor tien (90%) achteruitgegaan in aantal sinds de referentieperiode. Waarschijnlijk echter bleef er, ook in de jaren zestig en zeventig, een paaiende populatie in de Maas. De meeste vangsten van de sneep tussen 1980 en 1995 komen uit de Maas, maar er zijn ook zeer incidentele vangsten in de grote rivieren en het IJsselmeer. In totaal zijn er 27 uurhokken met waarnemingen van de sneep, veel minder dan van de barbeel; ook het aantal vangsten is meer dan 50% lager. Uit monitoringsonderzoek van het RIVO tussen 1986 en 1996 blijkt geen opvallende toename in de benedenrivieren.
Knelpunten. De sneep leeft in scholen daar waar het water schoon is en waar afwisseling is tussen diep en ondiep water en variatie in stroming. De sneep leeft van algen die op stenen en andere obstakels in het water groeien. De oevers moeten daarom veel variatie in vorm hebben voor zowel voedsel zoeken als voor schuilgelegenheid. Een schone zand- of grindbodem is nodig om boven te paaien. Grootste knelpunt was de kanalisatie van de Maas en de vermesting en chemische vervuiling van het water.
Maatregelen. Het aanbrengen van schone grindbeddingen in de Grensmaas. Het opheffen van barrières bij stuwen. De aanleg van nevengeulen die als opgroeigebieden kunnen dienen. Beter toegankelijk maken van beken die uitmonden op de grote rivieren. Zuivering van afvalwater dat op de Maas geloosd wordt.
Kwabaal Lota lota (Linnaeus, 1758) |
![]() |
Formeel bestaat er voor deze vis geen bijzondere bescherming. Zelfs in de Visserijwet (die voor sommige soorten zoals sneep, snoek en baars een minimummaat of een gesloten tijd voorschrijft) zijn geen speciale beschermingsregels geformuleerd. Een uitgebreide beschrijving van de kwabaal staat in het boek "De zoetwatervissen van Nederland, ecologische bekeken met hier de belangrijkste natuurbeschermingsaspecten uit deze beschrijving.