Ik wenste
snul te zijn of genie.
Nu hang ik
tussen beiden.
Vandaar het
eeuwig verbeiden,
En de
uitkomst: melancholie.
(‘Melancholie’)
Richard Minne (1891-1965) was een 'eenzaat' in de literatuur. Het zou
onrecht doen aan zijn persoonlijkheid en werk, om te trachten hem bij een
bepaalde groep of stroming in te delen. Als iets hem typeert is het nu juist dat
hij een eenzaat en non-conformist was.
Natuurlijk zijn er schrijvers waar hij mee te vergelijken valt, en
niet de minsten. In het Nederlands taalgebied wijst men vooral Willem Elsschot en Nescio aan als zijn
literaire familieleden. Dat is niet ten onrechte. Het werk van al deze auteurs
draait om de kleine mens, die in de grote boze wereld tracht te overleven - en
vaak verliest. Hun kijk op die underdog is doorspekt met een mengsel van
mededogen en ironie.
Zij, de mensen die waarde
hebben in dit leven,
innerlijken gloed,
zij lopen verspreid over deze
aarde
en dragen een goedkopen hoed.
Zij wandelen deftig en stil
en schuiven langs de huizen
en luisteren, liefst in den
herfst,
naar de populieren die
suizen.
Zij nemen geen ruimte in
gelijk zij die verguld zijn
op sneê,
en als de tram gevuld is
is hun plaats op de treê.
Gisteren nog leidde ik zo
iemand
naar ’t station. Het was
een avond vol mist en vroege
kou.
Mijn vriend was moe en had
een ticket 3de klas.
(‘Zij’)
Ieder van hen heeft iets eigens. Elsschot is bekend om zijn kleine,
maar afgeronde oeuvre, een literaire microkosmos zonder weerga waarin alles met
alles te maken heeft. Nescio heeft zijn werk doorspekt met
landschapsbeschrijvingen, die hun gelijke niet kennen in de Nederlandstalige
literatuur.
Bij Richard Minne vinden we veel verschillende, kleinschalige
elementen die samen een heel apart oeuvre vormen: autobiografische gedichten,
een experimentele roman, een enorme hoeveelheid journalistiek werk, cursiefjes,
beeldverhalen in het Gents dialect, enkele korte verhalen en vooral een schier
eindeloze hoeveelheid brieven. Die brieven – vooral uit de jaren twintig en
veertig - gaan door voor de beste uit de Nederlandse literatuur. Minne zet men
wat dat betreft vaak in een rijtje met Multatuli, Willem Walraven en Jan Hanlo.
Van deze groten zijn de brieven in prachtige luxe-edities gepubliceerd; naar
een dergelijke editie van Minnes brieven moeten zeer velen nog reikhalzend
uitkijken...
Kenmerkend voor Minne is zijn onvergelijkbare, oorspronkelijke en
nauwelijks te beschrijven ironie. Zijn talent voor het scheppen, verbasteren en
combineren van woorden en daardoor de vorming van scherpe beelden en vergelijkingen
was groot. Nu eens in barse, Gentse spot, dan eens in gevoelige, soms bittere
melancholie gaf hij uiting aan zijn kijk op de zaken en lucht aan zijn emoties.
Kleine
man, klein oeuvre, grote brieven
Minne maakte rijke perioden uit de Nederlandse literatuur mee: eerst
de periode van de parlando-poëzie, van de strijd tussen expressionisme en
traditionalisme, en later tussen vorm en vent bij Forum...; daarna de
tijd van het experiment, de Vijftigers en de grote existentialistische en
experimentele romans. Minne droeg echter niet altijd even actief bij aan de
literatuur van die tijd; hij was verre van een veelschrijver en zeker ook geen
deelnemer aan literaire debatten. Zijn hele leven kampte hij bovendien met een
'vormcrisis'. Anderen moesten hem vaak opporren tot schrijven en publiceren.
Misschien dat hij daarom slechts in beperkte mate werd opgevist door collega's
en lezers. In elk geval heeft hij niet de vruchten geplukt van zijn korte
bloeiperiode. Zelf dacht hij trouwens iets anders over dat door velen betreurde
dichterlijke zwijgen:
Ik zwijg
omdat ik alles wat ik te zeggen had, gezegd heb. Ik hou niet van herhaling. Het
is volgens mij verkeerd littérateur te willen zijn en elk jaar een boek of twee
te produceren. Schrijven doet ge als 't nood doet, anders zwijgt ge. Als ik de
mensen rondom mij geloof, had ik meer moeten doen, kon ik meer. Waarom is dat
niet gebeurd? Wellicht hebben de materiële omstandigheden daar een rol in
gespeeld. Maar de belangrijkste reden zal wel zijn dat ge alles steeds meer
relatief gaat bekijken: achter ons trekken ze de ladder op en dan is het toch
gedaan. In elk geval heb ik er iets tegen, dat complex van literator aan te
kweken, van de mens die altijd gereed is om te schrijven.
(‘Ten huize
van Richard Minne’, 1962)
Velen wijzen hem aan: als een van de belangrijkste dichters van voor
de Tweede Wereldoorlog; als grondlegger van de parlando-poëzie, meer misschien
nog dan Martinus Nijhoff;
als één van de grootste brievenschrijvers van de Nederlandse letteren; als één
van de uitvinders van het cursiefje; als pionier van het dagblad-beeldverhaal
in Vlaanderen; als de unieke dichter-en-boer, wiens koe Tobbie en geit Belle
legendarische figuren werden; als verwante van zeer groten als Karel Van de Woestijne, Elsschot, Nescio
en Louis Paul Boon. Grote woorden voor een in
wezen kleine man, die zijn talent volgens sommigen nooit ten volle heeft
uitgebuit. Een kleine man, die ook weer vergeten werd. Voor Van de Woestijne,
Elsschot, Nescio, Boon en Paul Van Ostaijen kwamen of komen er
prachtedities in luxe banden, herdenkingsjaren vol activiteiten en zelfs heuse
standbeelden. Minne restte slechts de dood, het vergeetboek en De Slegte - en
zelfs daar was hij al te veel...
De
voorzichtige revival van een Bijter met een Boktand
De laatste jaren is er langzamerhand iets van een kentering in deze
situatie waar te nemen. Minne heeft bovendien altijd een trouwe schare adepten
gehad. In elk geval zijn er verschillende initiatieven op gang gekomen.
In 1991 verramsjte uitgeverij Manteau de vele onverkoopbaar gebleken
exemplaren van de derde druk van Wolfijzers en schietgeweren. Bij
boekhandel De Slegte stonden stapels van het boek en zelfs die bleken
onverkoopbaar, waarna een onbekend aantal schijnt te zijn vernietigd. Gent
sprak schande van de schoffering van één van zijn grote literaire zonen. De
kwestie leidde tot de oprichting van een (later weer ingeslapen) Richard Minne
Genootschap, dat datzelfde jaar – nota bene zijn honderdste geboortejaar – op
30 november een bescheiden maar passende herdenking organiseerde. Een Gentse
Minne-wandeling, een bloemenhulde en voordracht bij zijn graf en een
mosselmaaltijd in Bachte-Maria-Leerne (waarbij Pol Hoste op gedenkwaardige
wijze het verhaal ‘De alpacamuts’ voorlas) brachten Minne opnieuw in de
publiciteit.
Daarna startte een project aan de RU Gent dat Minnes gedichten
definitief te boek moet stellen, maakte Dirk Van Esbroeck een CD met op muziek
gezette gedichten en kwam er een nieuwe tekstuitgave: de Verzamelde verhalen,
verschenen bij Van Oorschot. En er zit zeer binnenkort meer aan te komen!
Richard Minne is een auteur van alle tijden en voor iedereen. Zijn
werk is toegankelijk, geschikt voor een groot publiek en vooral leuk. Iedereen
die van prettige, puntige korte verhalen houdt leze de Verzamelde verhalen.
De auto van
het gemeentebestuur tuft over het marktplein. In het rijtuig zit, of liever
ligt, M. Arthur Piston, schepen van den burgerlijken stand. M. Piston sluit de
oogen en laat het hoofd tegen de kussens rusten, nu links, dan rechts. Hij
heeft het wel van den eenen naar den anderen hoek te sjouwen, zijn zakdoek er
tegenaan te drukken, door den neus te blazen, met zijn twee wijsvingers de
ooren te stoppen: het is al tevergeefs: het hoofd is een klomp klei. Het weegt,
weegt, weegt.
M. Arthur Piston heeft, in gezelschap van zijn vriend, den kapitein der
brandweer, den ganschen nacht gefuifd. Rond drie uur van den morgen zijn ze
terechtgekomen bij Madame Loulou. Het is daar iets als een private club,
alhoewel er naast het buffet de verordening prijkt toepasselijk op de openbare
lokalen; verordening die door Madame Loulou ten strengste toegepast wordt op de
aangeschoten kantoorbedienden, beenhouwers, metsersbaasjes en andere garnaal
die den drempel overschrijden en zich met een glas pale-ale tevreden stellen.
Hoogstens een dertigtal klanten telt de instelling. Behalve de bazin
zelf, zijn er nog vier meisjes, een pekinhondje en een fonograaf. Die treedt
gewoonlijk eerst in aktie nadat het officieel sluitingsuur geslagen is. Dan
komt de nachtwaker twee diskrete tikjes geven op de ruit, stapt het portaal
binnen, ledigt den druppel die een der meisjes hem door de deurspleet toesteekt
en stapt op zijn teenen het straatje uit, op zoek naar nachtelijke melomanen en
fietsers zonder licht.
(‘Misplaatste hulde’)
Liefhebbers van boeiende poëzie, maar ook zij die het op ‘leesbare’ en
niet-hermetische gedichten houden, kunnen hun hart ophalen met In den zoeten
inval en andere verhalen.
De brieven in Wolfijzers en schietgeweren zijn prachtig; de
fragmenten daarin uit de dichter-en-boerperiode (1924-1928) soms ook
indringend.
Luister niet naar wat Virgilius zegt, Luister
naar mij. Virgilius was een rijke Mijnheer. Ik ben een kleinen boer. Ik heb
gezaaid, gewied, gemaaid, en 's avonds zit ik met mijn voeten op de stoof. Ik
ook heb de bijtjes hooren gonzen en met mijn luie leden in het gras gelegen.
Maar onder de myrthe heb ik niet gewandeld en mijn knechten droegen mij niet
door de wijnbergen.
Zaaien...maaien... Dat klinkt schoon. Dat klinkt vlijtig. De
schoolmeesters hebben er zelfs een idylle van gemaakt, en de schilders een
symbool. Maar hebben zij ooit een ons zaad in de hand gehouden? De zaaier
stapt. Daar zit rythme in zegt de muzikant. Het mist. Het mijzelt. Uw voeten
plakken in de modder. De musschen muizen 't uit met uw zaad dat 9 fr. de kilo
kost. De maaier zegt: Godverdomme.
Probeer voor iets speciaals eens Minnes enige roman Heineke Vos en zijn biograaf. Een uniek werkje! (Klik voor
uitgebreidere beschrijvingen en tips op Boekenwijzer).
Minne moet weer gelezen worden. Vandaar ook dat Minne nu op Het Web
staat. De naam van deze Minne-site verwijst naar een van de vele plannen die
hij opvatte voor een niet al te zachtzinnig tijdschrift. Geen van die plannen
realiseerde hij. Een rubriek in het weekblad Zondagspost, onder de naam
'Kroniek van den boktand', was een knipoog naar het bekendste plan, dat van het
blad De Boktand. De Bijter
is als naam en begrip veel minder bekend geworden en misschien, net als Minne
zelf, dus wel aan herwaardering toe!
Lees, klik, link en mail (Marco Daane,
Pijnacker, Nederland) dus: hier is De Bijter!
Marco Daane
Reacties: